Maar weinigen hebben ons zoveel verteld over de wereld achter ons fysieke bestaan als Gottfried de Purucker. Dat is een van de redenen dat hij mij nog steeds boeit. Iemand zoals hij zou zeker hebben geprotesteerd tegen een lofrede of wat voor speciale aandacht dan ook voor zijn persoon. Hij benadrukte vaak dat de persoonlijkheid – van het Latijnse woord persona, ‘masker’ – slechts een middel tot een doel is, een voertuig gemaakt door het innerlijke zelf. Laten we daarom de leringen van de oude wijsheid die hij boven alles liefhad, en die hij nooit moe werd opnieuw onder woorden te brengen, onder de loep nemen.
Dr. De Purucker onderwees voortdurend en bracht zijn boodschap op vele manieren om zo de verschillende aspecten van ons wezen te stimuleren. Hij liet een enorme hoeveelheid geschriften na, waarvan de meeste zijn samengesteld uit toespraken, lezingen, vraag en antwoord, boodschappen en brieven. Hierin komt hij steeds terug op bepaalde hoofdpunten. Hij steekt bijvoorbeeld al zijn energie in het aanmoedigen van mensen om het verborgen centrum in henzelf te vinden:
We kunnen onszelf en anderen niet begrijpen tenzij we een begrijpend hart hebben ontwikkeld. De sleutel is sympathie en de methode is naar het goddelijke wezen van binnen te zien. Als we elk moment van ons leven in toenemende mate proberen daaraan gelijk te worden, zal het licht komen en zullen we de waarheid kennen als we haar ontdekken. We zullen meedogend en sterk worden – eigenschappen die de ware tekenen van de zelfverlichte mens zijn. De eerste les is dus het licht van onze innerlijke god te zoeken en alleen dat te vertrouwen. Als we dat licht volgen en door zijn verheven en levengevende stralen worden verwarmd, zullen we hetzelfde god-licht in anderen zien. – Bron van het Occultisme, blz. 15
Sta hier eens een ogenblik bij stil en breng deze gedachten in verband met deze gezegde: Niet mijn wil, maar de uwe geschiede: niet de wil van de gewone, domme, zelfzuchtige, schipperende en dwaze mens die bijna ieder van ons is, maar de wil, de inspiratie voor de hogere mens, van de innerlijke godheid die ons voortdurend leidt, aanspoort en tot handelen aanzet. – Aspecten van de Occulte Filosofie, blz. 145
We moeten leren om te vertrouwen op wie we werkelijk zijn: door het te proberen, door te overwegen en te overdenken, door onze eigen krachten te benutten, en door ons innerlijke zelf te gebruiken als enige toetssteen voor de waarheid zowel in het dagelijks leven als bij geestelijke en intellectuele studie.
De Purucker was zich ervan bewust dat werkelijke ethiek een uitdrukking in het leven van de mens is van universele werkelijkheden, zodat het van belang is onze plaats in het nooit eindigende samenspel van levens – atomaire, aardse, solaire en galactische – te begrijpen. De eenvoudige sleutel tot kennis van deze dingen, zegt hij, is:
Het besef één te zijn met het Al. Dit is een prachtige en verheven gedachte, en het is de wortel en de basis van alle grote filosofieën en religies . . . . . De mens is in zijn eigen kleinere opbouw of samenstelling maar een kleine wereld, een microkosmos van de grote wereld, de macrokosmos. De basis van zijn individuele bestaan als mens is de achtergrond of het hart van zijn individuele monade. Dit essentiële zelf van elk van ons, de bron van leven, bewustzijn en intelligentie in ons, en het functioneren van ons innerlijke morele gevoel, onze innerlijke god, gaat door, of ‘wordt neergetransformeerd door’, de tussenliggende gebieden van toenemende substantie die horen bij onze innerlijke en onzichtbare samenstelling. En daarom (en nu kosmisch gezien) reist de monade ook door de innerlijke en onzichtbare werelden van de grenzeloze natuur, totdat die neergaande stroom van bewustzijn-intelligentie-leven-energie ons eigen fysieke gebied bereikt – dat tot op dat moment nog niet bestond – en brengt uit zijn eigen substantie of wezen de fysieke wereld voort. Dit is de wereld die we kennen, waarin we leven en een bewust bestaan hebben als individuen – bloemen van de in ons wonende en altijd blijvende monadische essentie. – The Esoteric Tradition, 1:243, 2:750
Deze passages laten het enorme bereik van ons wezen zien en onze verheven oorsprong. Op een andere plaats gaf hij de gedachte eenvoudiger en intuïtiever weer, met woorden die van hart tot hart spreken:
De mens is in diepste wezen verwant aan de goden, verwant aan de kosmische geesten. Het heelal is ons thuis. We kunnen het nooit verlaten. We zijn de kinderen, het kroost ervan en daarom zijn we zelf, in ons meest innerlijke wezen, alles wat de grenzeloze ruimte is. We zijn er geboren en de grenzeloze ruimte is ons thuis, en ons instinct zegt ons daarom dat ‘alles goed is’. – Levensvragen, blz. 75
En wat zal er met ons gebeuren wanneer we het menselijke evolutiestadium achter ons hebben gelaten? De Purucker aarzelt niet om het verdere pad aan te geven: ‘In de toekomst zal elke menselijke ziel een geestelijke ziel of monade worden, en elk van deze monaden zal een zon worden, . . . (Dialogues 1:206).
Een andere centrale gedachte in De Puruckers werk was het uitleggen wat we in praktisch opzicht kunnen doen om vooruitgang te boeken. Wat mij in het bijzonder aanspreekt is dat hij voortdurend erop aandringt dat de leringen in het leven tot uitdrukking moeten worden gebracht. Door dit proces scheppen we in feite onszelf, want elk mens
weeft vanaf zijn geboorte tot aan zijn dood een web van daden en gedachten om zich heen – en al deze brengen gevolgen voort, sommige onmiddellijk, andere later. Elke handeling is een zaad. Dat zaad zal volgens de leer van svabhava1 onvermijdelijk de gevolgen teweegbrengen die erbij horen en geen andere. – Beginselen van de Esoterische Filosofie, blz. 155
Deze gedachte kan natuurlijk ook in de andere richting worden beschouwd: als we ons verleden willen kennen, is het niet nodig om in ‘regressie’ naar vroegere incarnaties terug te gaan. In plaats daarvan kunnen we onszelf zoals we nu zijn bestuderen, omdat we precies zijn wat we in het verleden van onszelf hebben gemaakt, de optelsom ervan. In zijn geschriften deelt hij mee dat het geestelijke pad toegankelijk is voor iedereen en dat er geen werkelijk verschil is tussen een aangenomen discipel en een zoeker op het pad:
Sommige mensen denken dat het pad van geestelijke verwezenlijking ver weg ligt achter de bergen van de toekomst, bijna onbereikbaar, terwijl er in werkelijkheid een betrekkelijk smal grensgebied ligt tussen het gewone leven en dat wat door de neofiet of chela wordt geleid. In wezen is het een verschil van levensopvatting en niet van metafysische afstand. – Bron van het Occultisme, blz. 16
Alle pelgrims op het pad overdenken de vraag: ‘Hoe kan ik meer geestelijk worden wanneer ik pas tot zelfbewustzijn ben gekomen? Hoe kan ik deze grootse ideeën in praktijk brengen en mijzelf verbeteren?’ De Purucker geeft de zoeker als advies om een ‘groeiende onverschilligheid tegenover zichzelf en een toenemende belangstelling voor al wat is’ aan te kweken. ‘Dat is het pad van moreel handelen, van ethiek, van wijsheid; . . . Hij gaat op in de wereld, in de hele mensheid, het heelal en wordt die; en dat is het geheim van alle inwijdingen, van de hoogste tot de laagste’ (Aspecten van de Occulte Filosofie, blz. 226).
Hij vertelt ons ook dat de stem van de intuïtie de stem is van de geest in ons en die is onfeilbaar. Ze kent geen grenzen. . . . we kunnen de intuïtie in ons steeds sterker laten worden, ons denken laten verlichten en ons hart laten openen, door er niet bang voor te zijn, bang voor ingevingen, door niet bang te zijn ons geweten te volgen en onze intuïtieve ingevingen als we die krijgen. We krijgen die voortdurend. De meeste mensen schamen zich ervoor intuïtief te handelen. Ze willen geen fouten maken. Voorzichtig, ja! Maar het is slechts voorzichtigheid, en niet aan te bevelen, laf, zwak en klein, als het alleen betekent dat men zich niet belachelijk wil maken, maar eerst meer wil leren. Een sterk mens is niet bang zich zo nu en dan belachelijk te maken, want hij weet dat dat hem juist stimuleert, hem wakker roept, hem aan het denken zet; en na een poosje zal hij zich niet meer belachelijk maken. Hij leert op zijn innerlijke kracht te vertrouwen. – Aspecten van de Occulte Filosofie, blz. 211
Wat betreft details over hoe we te werk moeten gaan; door aspiratie en dienstbaarheid zullen we ontdekken wat we moeten weten:
‘Ik ben de dienaar van de dienaren van God – van het goddelijke.’ Wanneer het idee dat achter dit principe zit in het hart brandt en het met zijn heilige vuur in vlam zet, ontvangt het denken op zijn beurt verlichting en ziet of roept de methoden, de weg, het pad en de middelen tevoorschijn. Laat nooit na deze uitdaging aan te nemen. Pak haar onmiddellijk op . . .
Barmhartigheid in alle dingen laat het hart van een mens zingen; want het maakt zijn eigen leven mooi en ook de levens van hen die erdoor worden geraakt. Laat ons daarom welwillendheid koesteren in ons hart, broederlijke liefde voor iedereen. Laten we ons altijd op het geestelijke oosten blijven richten, en voorwaarts marcheren, vooraan in de voorhoede, naar het licht van de geestelijke zon! – Messages to Conventions, blz. 150, 79
In deze context van De Puruckers korte boodschap van liefde, kracht en eenheid moet ik aan het volgende denken: ‘Fideles, sursum corda: Verhef uw hart, getrouwen!’ Wanneer ik de moed verlies en niet weet hoe ik verder moet gaan, geeft dit me weer kracht.
Hoe kunnen we onze medemensen helpen op hun pad? Er is geen pasklaar antwoord; iedereen moet individueel zijn eigen weg kiezen en de volle verantwoordelijkheid ervoor nemen. Niettemin, suggereert De Purucker dat zichzelf te verdiepen in de wijsheidsleringen en ze in het dagelijks leven in praktijk brengen de beste middelen zijn om individueel vooruit te gaan en anderen te helpen. Zoals hij toelicht:
hoe vollediger het theosofische leven of het schone leven wordt geleefd, hoe vollediger we de leer zullen kennen, want dan zullen we meer op de hogere gebieden van onze constitutie functioneren dan nu het geval is. We zullen dan beter in staat zijn om de ruimere strekking van theosofie te begrijpen en als gevolg daarvan zijn we beter in staat om de goddelijke theosophia te interpreteren om anderen van dienst te zijn.
. . . en dit kan het beste worden gedaan wanneer we onszelf oefenen om levende voorbeelden van de wijsheid te zijn die we zelf bestuderen. Geen mens kan ware technische theosofie onderwijzen tenzij hij een min of meer volledige eenheid van hart, denken en leven, van intelligentie, morele kracht en liefde heeft bereikt. – The Theosophical Forum, 15 oktober 1933, blz. 81-2
Op 24 juni 1931 zei hij tijdens de conferentie in Londen ter herdenking van HPB’s geboorte in 1831, dat de meest praktische en doeltreffende methode om de menselijke vooruitgang te bevorderen ligt in het ‘concentreren van onze gedachten en ons denken op het hart van onze theosofische leringen: door ze in ons leven tot uitdrukking te brengen, te onderwijzen, aan de wereld te geven, in de hoop dat we het denken en het hart van mensen zullen veranderen’ (Messages to Conventions, blz. 19).
Kunnen deze ideeën en het in praktijk brengen ervan het leven van een mens veranderen? Terugkijkend op 125 jaar theosofische activiteit, valt de krachtige en toenemende invloed van de wijsheidsleringen op het denken en de levenshouding van nu niet te ontkennen. Deze invloed is vooral duidelijk zichtbaar in de uitzonderlijke vooruitgang van het wetenschappelijk denken. Met veel enthousiasme verkende De Purucker de basisideeën van de wetenschap in het licht van theosofie. Over oude en moderne opvattingen over het werkelijke bestaan van de materie gaf hij aan dat de stoïcijnen ‘leerden dat het stoffelijke heelal een illusie is, in de zin waarin een hindoe over maya spreekt; en de stoïcijnen begrepen dat dit schijnbaar dichte, grove, zware, stoffelijke heelal als waarneembaar verschijnsel onwerkelijk is en als het ware grotendeels uit gaten bestaat . . .’ – een opvatting die heel dicht bij moderne wetenschappelijke ideeën ligt (Beginselen, blz. 25). Hoe komt het, vraagt hij,
dat de mens deze waarheden niet onmiddellijk innerlijk kan zien? We weten allen dat dit komt door de illusie waardoor zijn denken wordt misleid, de illusie die deel uitmaakt van hemzelf en die hem niet van buitenaf is opgedrongen: hij ziet bijvoorbeeld, en zijn denken reageert op wat hij ziet en deze reactie is gebaseerd op de illusie, die met een oud Sanskrietwoord maya wordt genoemd.
Dit is een technische term in de oude brahmaanse filosofie. . . . Het woord is afgeleid van een Sanskrietwortel ma, die ‘meten’ betekent; figuurlijk gebruikt heeft het de betekenis gekregen van teweegbrengen of vormen, en dus beperken. . . .
De term maya . . . heeft de betekenis gekregen van door het menselijke verstand gevormde denkbeelden die aan innerlijke en uiterlijke indrukken zijn ontleend; vandaar het illusoire aspect van de gedachten van de mens als hij het leven en zijn omgeving overdenkt en probeert te verklaren en te begrijpen – en daarvan werd de betekenis afgeleid die de term technisch heeft, namelijk illusie. Het betekent niet dat de uiterlijke wereld niet bestaat; als dat zo was, kon ze natuurlijk niet illusoir zijn; ze bestaat, maar is niet. Ze wordt ‘uitgemeten’ of ze vertoont zich aan de menselijke geest als een zinsbegoocheling. Met andere woorden, het beeld en de beelden die ons verstand en onze zintuigen aan het innerlijke leven en het innerlijke oog doorgeven, zien we niet helder, niet duidelijk en niet waarheidsgetrouw. – Beginselen, blz. 32-3
Door het onderzoek van De Purucker met de huidige kennis te vergelijken, kunnen we nieuwe inzichten krijgen in zowel de oude wijsheid als de moderne wetenschap. De kern van De Puruckers presentatie was ongetwijfeld de basisgedachte van theosofie, universele broederschap, een liefde die elke beperking overwint: ‘Liefde is het cement van het heelal; ze houdt alle dingen op hun plaats en onder haar eeuwige hoede; haar werkelijke aard is hemelse vrede, haar kenmerk is kosmische harmonie die alle dingen doordringt, die grenzeloos, onvergankelijk, oneindig, eeuwig is. Ze is overal en is het hart van het hart van al wat is’ (Levensvragen, blz. 113).
Er zou zoveel meer kunnen worden gezegd over het enorme terrein van theosofische ideeën die De Purucker ons aanbood. Maar onderstaande boodschap aan de mensheid ging hem meer aan het hart dan elke andere:
Het kenmerk van een groot man en van een vrouw met een grootmoedig hart ligt in de mate waarin hij of zij het pad naar god volgt, de innerlijke god, in ieder van u. O! Ik hoop dat ik deze waarheid de mannen en vrouwen van nu kan doen inzien: die prachtige waarheid, heilig, verheven, inspirerend als geen ander: dat er in elk van u een onuitsprekelijke bron is van kracht, van wijsheid, liefde en mededogen, van vergevensgezindheid en zuiverheid. Verbind uzelf met deze bron van kracht; ze is in u, niemand kan haar ooit van u wegnemen. De waarde ervan is grootser dan alle schatten van het heelal, want wanneer u haar kent, die bron bent, bent u alles. – Lucifer (1:2), maart/april 1930, blz. 66
Armin Zebrowski
Verwijzing:
1- Svabhava (Sanskriet). Een samengesteld woord dat is afgeleid van de wortel bhu, die ‘worden’ betekent — niet zozeer ‘worden’ in de passieve zin, maar meer iets ‘worden’, ‘uitgroeien tot’ iets. Het semi-voornaamwoordelijke voorvoegsel sva betekent ‘zelf’; daarom heeft het zelfstandige naamwoord de betekenis van ‘zelfwording’, ‘zelfvoortbrenging’, ‘zelfgroei’ tot iets. – Occulte Woordentolk, blz. 175
Reageer op dit bericht