Na discussies over de betrekkelijke duurzaamheid van de zogeheten ‘eerste generatie’ biobrandstoffen, oliën uit gewassen als maïs en koolzaad, krijgt een andere mogelijke bron van biodiesel steeds meer aandacht: algen.

De energiewinst bij de productie van conventionele biobrandstoffen is erg gering. En om in de nog immer stijgende vraag naar olie te voorzien zou wereldwijd een veel groter landbouwareaal nodig zijn, onder andere leidend tot stijgende voedselprijzen en verdere vernietiging van regenwoud.

Tropische ontbossing zorgt nu al voor zo’n 20 procent van de jaarlijkse CO2-uitstoot.

Algen zouden daarentegen wél het beoogde energierendement kunnen leveren. De biomassa van algen groeit 20 tot 30 keer zo snel als die van voedingsgewassen. De productie kan bovendien geconcentreerd plaatsvinden.

Testvlucht
In Brazilië hoopt men zelfs de CO2-uitstoot van een nieuwe steenkoolcentrale met 10 tot 15 procent te verlagen, door de rookgassen te ‘voeren’ aan algen.

En de eindproducten kunnen een goede kwaliteit bereiken: Japan Airlines had vorige maand een testvlucht met een Boeing 747, op algenolie.

Programma
In het laboratorium worden verschillende algensoorten vergeleken op karakteristieken voor groeiomstandigheden en CO2-opslag, waarbij zowel naar zoet als zout water wordt gekeken.

Een soortgelijk programma in de Verenigde Staten is in 1996 gestaakt toen bleek dat de technologie pas rendabel zou zijn bij een olieprijs van meer dan 40 dollar per vat – een prijs die al in 2004 is bereikt.