Vechten tegen de doofpot – Ministers van staat als leden van de commissie, de suggestie van een deadline: premier Balkenende probeert bij voorbaat de onafhankelijke Irak-commissie te beïnvloeden. ‘Davids moet de rug recht houden.’
Vice-Premier Wouter Bos een paar maanden geleden op zijn weblog: ‘Ik schrok van de buitengewoon denigrerende manier waarop gesproken werd over een onafhankelijk onderzoek, geleid door een oud-president van de Hoge Raad en bemenst met Ministers van Staat. Als zo’n bemensing niet meer garant staat voor onafhankelijkheid en gezag, wat dan nog wel?’ Drie dagen eerder had premier Jan Peter Balkenende verkondigd dat oud-opperrechter Willibrord Davids had ingestemd met zijn verzoek om een commissie te formeren die de besluitvorming over de Nederlandse politieke steun aan de Amerikaans-Britse Irakoorlog zal onderzoeken.
De laatste tijd groeide de druk op de premier. Hij werd bedolven onder vragen van de Eerste en Tweede Kamer en in partijen die eerst niets voor een onderzoek voelden, zoals de VVD, gingen steeds meer stemmen op om toch de kaarten op tafel te krijgen. Toen ook coryfeeën in zijn eigen partij de voordelen van een onderzoek begonnen uit te venten, ging Balkenende overstag. Geen parlementaire enquête, maar een onderzoek door een onafhankelijke commissie. Daarbij zijn de verhoren niet openbaar en niet onder ede. De commissie kan niemand dwingen te getuigen en wie gehoord wordt hoeft niet te vrezen dat hij zich schuldig maakt aan meineed. Davids rapporteert aan het kabinet, lees: de premier. De oppositie wilde een parlementaire enquête en voelde zich buitenspel gezet.
Wat niemand met zoveel woorden zei, maar wat schijnbaar velen vrezen: ‘Davids’ wordt een doofpot. Is dat zo? In de Kamerbrief waarin Balkenende het onderzoek aankondigde, deed hij per direct toezeggingen ‘om de onafhankelijkheid van een Commissie van Onderzoek te verzekeren’. Ten eerste: ongehinderde medewerking van en toegang tot alle ministeries en alle onder het gezagsbereik van het rijk vallende diensten, inclusief de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het defensieapparaat. Ten tweede: inzage in alle documenten (inclusief ministerraadsstukken), gespreksverslagen en dergelijke die de commissie wenst, en het kunnen horen van alle relevante personen en instanties die zij wenst. Bovendien mag Davids zijn eigen onderzoeksstaf en secretariaat opzetten en kan hij zijn commissie naar believen laten bijstaan door deskundigen.
Dat klinkt goed. Maar in het vervolg van de brief begint al meteen het geknabbel aan de onafhankelijkheid. Balkenende schrijft dat Davids heeft aangegeven de commissie zelf te willen samenstellen, ‘bij voorkeur met enkele ministers van staat’. Het staat er alsof de oud-president van de Hoge Raad zelf met dat voorstel is gekomen, maar dat is niet waarschijnlijk. Volgens Philip van Praag, als politicoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, komen er van de zeven ministers van staat uiteindelijk maar twee in aanmerking: Ruud Lubbers (CDA) en Wim Kok (PVDA). ‘Ik sluit niet uit dat zij geneigd zullen zijn mild te oordelen. Als oud-premiers zullen zij meer begrip hebben voor Balkenende. Ze hebben in dezelfde positie gezeten en ze kennen de moeilijkheid van het internationale spanningsveld. Logisch dat Balkenende ze in de commissie wil hebben.’
Van Praag noemt het opmerkelijk dat onbekend is ‘welke partijpolitieke affiniteiten’ Davids heeft. Als hij thuis is in CDA-kringen, kan er sprake zijn van een poging van beïnvloeding door Balkenende, aldus de politicoloog. ‘Volgens mij heeft hij dat eerder gedaan rond het advies van de Raad van State over het Europees referendum.’ In 2007 vroeg Balkenende de Raad van State een advies uit te brengen over een nieuw referendum, nadat de Nederlandse kiezers het Grondwettelijk Verdrag naar de prullenbak hadden verwezen. Het CDA vreesde een nieuw debacle en wilde een referendum tegenhouden, tot ergernis van coalitiepartner PVDA. Van Praag vermoedt dat Balkenende invloed op het (uiteindelijk negatieve) advies kon uitoefenen via Rein Jan Hoekstra, lid van de Raad van State, prominent CDA’er en informateur bij de kabinetsformatie.
Een andere deuk in de onafhankelijkheid van de commissie is de suggestie van een deadline. Volgens Balkenende moet het rapport vóór 1 november 2009 gereed kunnen zijn. Volgens Hans Blom, emeritus hoogleraar Nederlandse geschiedenis en oud-directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), kan een deadline betekenen dat druk wordt uitgeoefend op een onderzoekscommissie. Als NIOD-directeur gaf hij leiding aan onder andere het geruchtmakende Srebrenica-onderzoek. Eind jaren zeventig maakte Blom deel uit van de onderzoekscommissie naar de ontsnapping van oorlogsmisdadiger Pieter Menten. Hans Blom: ‘Serieus onderzoek duurt altijd langer dan je wilt. In ons onderzoek naar de affaire-Menten waren wij niet gebonden aan een termijn. Ook bij het Srebrenica-onderzoek begonnen wij onze werkzaamheden niet met een vaste einddatum. Dat hadden we vooraf bedongen, zodat we niet onder druk gezet zouden kunnen worden.’
Ook het aansturen op geheimhouding is opvallend. Balkenende schrijft dat de commissie ‘kan bepalen om eventuele zaken betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in een apart, niet openbaar gedeelte te doen opnemen’. Dat deel zou dan wel ter beschikking worden gesteld aan de commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer, die gebonden is aan geheimhouding. Het zijn juist zaken die deze diensten betreffen die Balkenende kunnen schaden, en dan vooral de inschatting door de militaire inlichtingendienst van de dreiging met massavernietigingswapens door Saddam Hoessein – en wat het kabinet daar vervolgens mee deed – en de inzet van commando’s, F16’s en een onderzeeër voor geheim inlichtingenwerk. ‘Ik kan me bijna niet voorstellen dat die informatie nog geheim gehouden kan worden’, zegt politicoloog Van Praag. ‘Misschien wordt nader bekeken wat wel en wat niet geciteerd mag worden, maar volledig geheimhouden, nee.’
Toch is dat waar de premier op lijkt aan te sturen. De geschiedenis leert dat het wel vaker voorkomt, geheimhouding, wanneer gevoelige zaken niet door het parlement maar door ‘wijze mannen’ worden onderzocht. Merkwaardig genoeg dook de afgelopen dagen in de media juist als positief voorbeeld van een wijze-mannenonderzoek de commissie-Donner op, die zich boog over de Lockheed-affaire in 1976. De vraag was toen of prins Bernhard smeergeld had aangenomen van de Amerikaanse firma Lockheed, leverancier van F16’s. Antwoord: ja. Philip van Praag: ‘Het was een gedegen onderzoek. Bernhard werd niet gespaard.’ Maar pas in 2005 werd bekend dat de commissie een geheime bijlage had geproduceerd, waarin uit de doeken werd gedaan dat Bernhard ook steekpenningen had aangenomen van de firma Northrop. Dit keer ging het om de aanschaf van Cobra-gevechtshelikopters. Blijkbaar is Nederland dat alweer vergeten. Van Praag: ‘Als je dat geheime deel erbij betrekt, was het inderdaad niet goed.’
Wijze mannen hebben zich wel vaker laten gebruiken om het volk te piepelen. Dat gebeurde vooral wanneer de onderzoeken oorlogssituaties betroffen, en daarvan is ook in Davids’ onderzoek sprake. In 1948 rapporteerde de commissie-Enthoven, ingesteld door het kabinet, over de massale executies op Zuid-Celebes door het Depot Speciale Troepen onder leiding van kapitein Raymond Westerling, waarbij meer dan drieduizend doden vielen. Het rapport loog er niet om. Het hield hoge militairen en politici verantwoordelijk, maar het werd vertrouwelijk aan de Kamer gezonden en er gebeurde niets. In 1954 verscheen een zo mogelijk nog vernietigender rapport over deze kwestie van de commissie-Van Rij Stam. Dat werd geheimgehouden. Pas in 1969 kwam het tot een onderzoek naar Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië dat niet in een lade verdween: de Excessennota. Toenmalig premier Piet de Jong herschreef echter vóór publicatie doodleuk de conclusies – die werden flink afgezwakt.
Hoe dit te voorkomen? Door vast te leggen onder welke voorwaarden en omstandigheden het onderzoek moet plaatsvinden, meent professor Blom. ‘Ik ben nog steeds tevreden over hoe wij dat met het Srebrenica-onderzoek hebben gedaan. Onderhandelen over de voorwaarden, die vastleggen en voorleggen aan het parlement. Het zou goed zijn als de onderzoeksafspraken van de Irak-commissie openbaar zouden zijn.’ Daarbij gaat het volgens Blom om zaken als de toegang tot bronnenmateriaal en arbitrage bij geschillen en dat het manuscript eigendom blijft van de onderzoekers zodat zij zelf een uitgever kunnen zoeken als de opdrachtgever het niet wil publiceren. Ook belangrijk is dat de onderzoekers mogen bepalen wat zij relevant achten voor het onderzoek, en dat zaken mogen worden toegevoegd op grond van tijdens het onderzoek verworven inzichten. Hans Blom: ‘Je moet de rug recht te houden. Als men niet aan de condities voldoet, moet je niet aarzelen de opdracht terug te geven.’
Over de interviews achter gesloten deuren zonder ede maken Blom en Van Praag zich niet druk. Onder ede krijgen opvallend veel mensen last van een slecht geheugen. En de televisiecamera’s maken mensen juist zwijgzamer. ‘Ambtenaren krijgen een mediatraining om langs de valkuilen van het openbare verhoor te laveren’, zegt Van Praag. Voormalig NIOD-directeur Blom werd na de presentatie van het NIOD-rapport zelf gehoord door de daarop volgende enquêtecommissie, als ook menig ander die geïnterviewd was door zijn eigen medewerkers. ‘Tijdens onze gesprekken, besloten en niet onder ede, waren de antwoorden veel verfijnder.’
Ook nu is de kans aanwezig dat na het onderzoek van de commissie-Davids een parlementaire enquête zal plaatsvinden. Door een slimme interventie van PVDA-fractievoorzitter Mariëtte Hamer moest Balkenende zijn verzet daartegen opgeven en werd de ban van Beetsterzwaag verbroken. Tijdens de formatiebesprekingen aldaar legden de onderhandelaars van CDA, PVDA en ChristenUnie aanvankelijk in het geheim vast dat er geen onderzoek naar Irak door het parlement zou worden verricht. Volgens Hamer was met de commissie-Davids die afspraak van tafel. Balkenende beaamde dat, tot veler verbazing. ‘Het zou me niet verwonderen als hij opnieuw niet de gevolgen van zijn handelen heeft overzien’, zegt Van Praag.
Professor Blom beviel het destijds wel, de Srebrenica-enquête na het NIOD-onderzoek. ‘Er lag een degelijk en stevig NIOD-werkstuk op basis waarvan met grote kennis van zaken kon worden gedebatteerd in de sfeer van politieke beoordeling’, zegt hij. De mogelijkheid van een politieke enquête achteraf kan de onderzoekers scherp houden, meent politicoloog Van Praag. ‘Het kan ervoor zorgen dat ze hun werk goed doen.’ Maar, waarschuwt hij, garanties biedt het niet. (Bron: De Groene Amsterdammer/Joeri Boom)
Reageer op dit bericht