RIO DE JANEIRO: Brazilië wil zich in Kopenhagen toch engageren om zijn CO2-uitstoot gevoelig te verminderen. Experts hebben het over een “historische breuk” met het verleden. Brazilië verwijdert zich van China en India. Die twee andere grote opkomende economieën willen geen bindende afspraken.
Op minder dan een maand van de cruciale VN-Klimaattop in Kopenhagen heeft Brazilië beslist zijn CO2-uitstoot tegen 2020 met 36,1 tot 38,9 procent te verminderen, hoofdzakelijk door de houtkap in het Amazonewoud te verminderen. Tot voor kort stond Brazilië afkerig tegenover zo’n kwantitatief engagement.
De beslissing betekent een “historische breuk” met het verleden, zegt Eduardo Viola, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Universiteit van Brasilia. “Brazilië verwijdert zich van de doctrine van de G77”, de groep van ontwikkelingslanden binnen de VN, een samenwerkingsverband dat meer dan 130 landen telt.
Volgens Viola wil Brazilië het leiderschap in de klimaatonderhandelingen naar zich toetrekken. Brazilië schuift op in de richting van de Europese Unie en van landen als Japan, Australië en Zuid-Korea, die eveneens concrete engagementen willen aangaan, en verwijdert zich van landen als China en India.
Kyoto
In de jaren negentig speelde het Zuid-Amerikaanse land al een belangrijke rol bij de totstandkoming van het Kyotoprotocol. Daardoor kwam het principe van “gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden” tot stand. Voor industrielanden werden verplichte doelstellingen vastgesteld, en via een Mechanisme voor Schone Ontwikkeling (Clean Development Mechanism) konden industrielanden in projecten voor uitstootvermindering in ontwikkelingslanden investeren in ruil voor uitstootkredieten.
Maar door de ernst van de nieuwe klimaatstudies en de sterke economische groei van landen als China, India en Brazilië, werd die Noord-Zuidfocus ondergraven en groeide de internationale druk op deze landen om ook een klimaatinspanning te doen.
Presidentsverkiezingen
Viola wijt de “historische breuk” aan een “samenloop van factoren”. De beslissende factor was volgens hem de (nog niet officiële) kandidatuur van voormalig milieuminister Marina Silva voor de presidentsverkiezingen van 2010.
Marina Silva nam vorig jaar ontslag als minister omdat ze te weinig steun kreeg van president Luiz Inácio Lula da Silva. In augustus kondigde ze aan dat ze van de regerende Arbeiderspartij naar de Groene Partij overstapte. Daarmee gaf ze impliciet te kennen dat ze volgend jaar een gooi naar het presidentschap doet.
Door de mogelijkheid van een sterke groene kandidatuur hebben de milieuthema’s nu prioriteit gekregen in de Braziliaanse regering. Plotseling werd het discours van Dilma Rousseff, Lula’s kabinetschef en gedoodverfde opvolger, een stuk groener. Het is tekenend dat Rousseff en niet milieuminister Carlos Minc straks de Braziliaanse delegatie in Kopenhagen aanvoert. (IPS)
Reageer op dit bericht