KOPENHAGEN: Als de VS en de arme landen hun subsidies voor fossiele brandstoffen schrappen, kan dat de mondiale uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 10 procent verminderen. Dat zegt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Daarvoor moeten regeringen wel een moeilijke knoop doorhakken: hogere brandstofprijzen doen de kiezers pijn en kunnen zelfs tot sociale onrust leiden.
Landen geven wereldwijd elk jaar 350 tot 480 miljard euro uit om benzine, diesel, aardgas en steenkool goedkoper te maken voor de verbruikers. Ontwikkelingslanden trekken het grootste deel van die subsidies uit, maar de Verenigde Staten waren tussen 2002 en 2008 ook goed voor 72 miljard dollar (49 miljard euro).
De G20, de grootste industrie- en ontwikkelingslanden, hebben zich in september in Pittsburgh voorgenomen om die subsidies op fossiele brandstoffen op middellange termijn af te schaffen. Dat kan de wereld helpen de weg te vinden naar hernieuwbare energiebronnen. Maar veel politici aarzelen om de daad bij het woord te voegen. Stijgende brandstofprijzen brengen hun herverkiezing in gevaar. Ze vrezen ook de weerslag op arme gezinnen en op de werknemers van megabedrijven als oliemaatschappijen.
Inkomenssteun
Voorstanders van de maatregel argumenteren dat de allerarmste bevolkingslagen weinig zullen voelen van het verdwijnen van de subsidies. Het is vooral de middenklasse die profiteert van goedkopere benzine en diesel, zegt Fatih Birol, de chef-econoom van het Internationaal Energieagentschap. Arme burgers hebben geen auto en in heel wat landen zelfs geen elektriciteit in huis.
Maar in Kopenhagen klinken ook voorzichtiger stemmen. Een deel van het geld dat vrijkomt door de afschaffing van de subsidies, moet naar de meest kwetsbare groepen in de samenleving gekanaliseerd worden, zegt Per Callesen van het Deense ministerie van Financiën. Ze moeten kunnen rekenen op een systeem van inkomenssteun dat hen beschermt tegen de negatieve gevolgen van de stijgende brandstofprijzen. Volgens Callesen is daarvoor maar 20 tot 30 procent van het uitgespaarde geld nodig.
William Pizer van het Amerikaanse ministerie van Financiën zit op dezelfde lijn. De regering-Obama probeert de Amerikaanse subsidies voor fossiele brandstoffen af te bouwen, maar zorgt er volgens Pizer tegelijk voor dat arme gezinnen financiële hulp krijgen om hun energiefacturen te betalen. Er is ook staatssteun voor de isolatie van woningen van arme gezinnen. Die maatregelen kosten allemaal samen vijf miljard dollar (3,4 miljard euro). “Het is beter en goedkoper als regeringen alleen de armen compenseren, en niet iedereen. En voor de armen is het beter direct geld te krijgen dan via een omweg langs de bedrijven in de sector van de fossiele energie”, argumenteert Pizer. (IPS)
Reageer op dit bericht