Komende donderdag is het Gedichtendag, de verjaardag van de poëzie. Dan luisteren we een dag lang naar gedichten, en misschien kopen we zelfs een bundeltje. En dat is nog goed voor ons ook, want poëzie scherpt de geest en laaft het hart.
Gedichtendag is een soort Boekenweek die één dag duurt. Er zijn veel manifestaties, er worden veel gedichten gedeclameerd en de avond ervoor is er veel poëzie op tv. En er verschijnt traditiegetrouw een Gedichtendag-bundel, dit jaar van Remco Campert. Titel: Een oud geluid.
Campert geeft in een van de gedichten in deze bundel een antwoord op de vraag wat poëzie is: “poëzie is het struikgewas / waar ik me in verberg / als de soldaten komen”. Dat is bijna net zo mooi als zijn eerdere definities “Poëzie is een daad van bevestiging. Ik bevestig dat ik leef, dat ik niet alleen leef”, en “Poëzie is achteruit luisteren en vooruit zien”.
Allerbanaalste expressie
Dichters zijn sowieso wel goed in dit soort fraai geformuleerde productomschrijvingen. Een kleine bloemlezing:
– Poëzie is de vakantie van de filosofie (Jan Hanlo).
– Poëzie is de trilling van de stemvork als antwoord op een andere stemvork (J.B. Charles).
– Poëzie is dikwijls de allerbanaalste expressie van de allerabsurdste geestesverwarring (Raymond Brulez).
– Poëzie heeft eigenlijk niets te vertellen, buiten het uitzeggen van het-vervuld-zijn-van-het-onzegbare (Paul van Ostaijen).
Iemand die rijmen kan
Van een weer heel andere orde is de definitie uit de Van Dale. Die maakt zich er bij het trefwoord ‘poëzie’ van af met “de kunst van het dichten”, en zegt dan bij ‘dichten’: “een werk in dichtmaat opstellen”. Dat is een beetje zoals Annie M.G. Schmidt het uitlegt in een van haar haar Jip en Janneke-verhalen: “Wat is een dichter, vraagt Jip. Iemand die rijmen kan, zegt moeder.”
Dat poëzie toch echt meer is dan enkel de kunst van het dichten blijkt uit het Gedichtendag-essay van dit jaar, dat tegelijk met Remco Camperts bundel in de boekwinkels komt te liggen. Dit “persoonlijke pleidooi voor de poëzie” is geschreven door de Vlaming Jan Lauwereyns. Titel: De smaak van het geluid van het hart.
Het is een bezield en erudiet betoog waarin de lezer wordt meegevoerd langs het Japanse kanji-schrift, Gerrit Achterberg, Monty Python en nog zo wat, en waarin Lauwereyns de poëzie in verband brengt met de zin van zijn leven. Het is inderdaad een zeer persoonlijk pleidooi.
Afwijkend woordgebruik
Wat hij in zijn essay wil duidelijk maken, is dat taal zijn leven beter, mooier en rijker maakt, en “die taal spreekt nergens beter en mooier en rijker dan in poëzie”. Poëzie is goed voor je geest, zegt Lauwereyns, en goed voor je hart.
En het grappige is dat de wetenschap dit bevestigt. Niet alleen worden je hersenen graag gestimuleerd door het soms afwijkende woordgebruik in gedichten, zo blijkt uit recent onderzoek, maar ook hebben bepaalde ritmische versvormen een positief effect op de ademhaling en de bloedsomloop. Maar dan moet je zo’n gedicht wel hardop voorlezen. Op Gedichtendag bijvoorbeeld. (Bron: Onze Taal)
Website: www.gedichtendag.com
Reageer op dit bericht