Honderd jaar geleden ontdekte de Amerikaanse avonturier Hiram Bingham als bij toeval de verloren Incastad Machu Picchu. Op zoek naar nog meer verborgen schatten kwam Bingham ook uit op een eeuwenoud Incapad, dat intussen is uitgegroeid tot een van de meest populaire en legendarische routes ter wereld.
Wie de Incatrail naar Machu Picchu wil afleggen, mag zich opmaken voor een stevige vierdaagse trektocht. Amper 45 kilometer bedraagt het traject maar er dienen wel drie bergpassen boven de 3.500 meter te worden beklommen. Niet de afstand vormt dus de grote uitdaging van de Incatrail, wel de zware inspanning op grote hoogte. Voor aanvang van de tocht ben ik er dan ook niet helemaal gerust in. Hoe zal mijn lichaam immers reageren op die grote hoogte? Wat als ik onderweg last krijg van de zo gevreesde hoogteziekte? En wordt het dragen van die rugzak geen dooddoener op de flanken van die beklimmingen? Nogal wat twijfels dus, maar tegelijkertijd voel ik ook een enorme drang om wereldwonder Machu Picchu te voet te bereiken.
Je kan best enkel dagen voor de tocht afreizen naar Cusco. De voormalige hoofdstad van het Incarijk ligt immers boven de 3.000 meter, dus kan je je lichaam maar beter laten wennen aan de hoogte. Nog een aanrader is om de negatieve effecten van de ijle berglucht te neutraliseren, de cocaplant. Het gebruik van coca biedt heel wat medische voordelen en het kauwen op cocablaadjes is een oude gewoonte van de Inca’s. Het cocasap smaakt echter wat bitter, maar voor buitenlandse reizigers zijn er ondertussen reeds tal van andere producten afgeleid. Uiteraard experimenteer ik niet met het chemisch behandelde en verslavende cocaïne, dat overigens ook in Peru verboden is. Wel proef Ik proef gretig van de thee, de bonbons en koekjes op basis van coca, die tot mijn verbazing nog snel en efficiënt blijken te werken. De last van de hoogte blijft dus beperkt en Reeds op mijn eerste dag in Cusco kan ik op verkenning trekken door de historische binnenstad. De smalle geplaveide straatjes met tal van kleine artiestenateliers, restaurantjes en cafeetjes weten me bijzonder te charmeren. Vooral dan in de buurt van de Plaza Mayor en in de wijk San Blas zit de sfeer er goed in. Ook best charmant zijn de vele uitnodigingen voor een Incamassage en de warme mutsen van lamawol die me worden aangeboden. Keer op keer weersta ik met een vriendelijke glimlach en misschien hapt een volgende passant wel toe.
Culturele hoogtestage
Toen de Spanjaarden in het midden van 16de eeuw Cusco veroverden, wilden ze de Incabeschaving zo snel mogelijk wegwissen. Politiek lukte dat, maar op andere domeinen was er veeleer een artificiële samensmelting tussen Europese en Incacultuur. Een voorbeeld daarvan is onder meer de site van Coricancha. Ten tijde van het Incarijk was dit de belangrijkste zonnetempel, maar de Spaanse kolonisators bouwden er na de verovering een klooster boven op. De dominicanenkerk en de kloostergangen domineren nu het complex, waar overduidelijk nog tal van sporen uit de Incacultuur bewaard zijn gebleven. Zo staan de kolossale muren, die eeuwen geleden met enorm grote stenen en zonder cement ineen werden gevoegd, nog steeds overeind. Perfect zichtbaar zijn ook de trapeziumvormige nissen en vensteropeningen, waarmee de Inca’s hun bouwwerken tegen aardbevingen bestendig wisten te maken. Een knap staaltje van architecturaal inzicht.
Zeer bezienswaardig in Cusco is ook de kathedraal met een rijke verzameling schilderijen van de zogenaamde ‘School van Cusco’. Deze stroming binnen de schilderkunst staat dicht bij de pompeuze Spaanse hoogbarok maar in de overwegend religieuze afbeeldingen komen de felle kleuren en symboliek uit de Incacultuur heel duidelijk tot uiting. Nog meer creaties van die School van Cusco kan ik zowaar aanschouwen van op mijn bed in Hotel Monasterio, een voormalig klooster- en universiteitsgebouw dat tot luxehotel werd getransformeerd Het authentieke meubilair en de kunstwerken zijn gelukkig ter plekke gebleven, waardoor een verblijf er toch nog aanvoelt als een reis naar een ver koloniaal verleden.
Indrukwekkende ruïnes
De avond voor aanvang van de Incatrail rust ik uit in het binnenhof van Hotel Monasterio, een voormalig klooster- en universiteitsgebouw dat tot luxehotel werd getransformeerd, waar ik me ook mentaal voorbereid op de te leveren inspanningen. Ik lees er The Lost City of the Incas, het boek van Hiram Bingham over de ontdekking van Machu Picchu. In 1911 ging deze Amerikaanse avonturier in Peru op zoek naar Vitcos, het toevluchtsoord van de laatste Incakoningen. Tijdens zijn tocht kreeg hij echter de tip, dat er zich hoog in de bergen nog andere indrukwekkende ruïnes bevonden. Het bleek Machu Picchu te zijnmaar wat had deze plek betekend ten tijde van het Incarijk? Geen enkele historische bron die daar toen al melding van maakte. Bingham fotografeerde zijn ontdekking, zette de site op kaart en bracht een uitvoerig relaas over zijn tocht in het magazine National Geographic.
Een eeuw later blijkt dat Bingham niet de allereerste westerling was die Machu Picchu bezocht. Zo gingen onder meer de Duitse ingenieur von Hassel, de Britse missionaris Payne en enkele schattenrovers hem vooraf. Toch blijft Bingham de man die Machu Picchu wereldbekend maakte. Bovendien blijft hij zonder discussie de ontdekker van de Incatrail, die hij bij verder onderzoek in de buurt van Machu Picchu wist bloot te leggen.
Met een knipoog naar Bingham begin ik dan ook aan de Incatrail, die intussen is uitgegroeid tot een van de populairste trektochten ter wereld. Eerst gaat het met een klein busje tot in Piscachuco, een plaatsje op honderd kilometer ten noorden van Cusco. Ik maak er kennis met het internationale gezelschap waarmee ik de volgende dagen richting Machu Picchu stap. Met elf zijn we, en ons groepje reizigers wordt nog aangevuld met twee gidsen en 12 dragers. Op de Incatrail is er immers weinig mogelijkheid tot bevoorrading, waardoor voedsel, water, tenten en andere benodigdheden allemaal van begin tot eind worden meegedragen. De twintigjarige Fernando, de jongste drager, heeft zelfs de opdracht om de gasfles voor het keukenvuur over de bergen te sleuren. Een rotkarwei.
Een legendarische route
De eerste stapdag is er een zonder onoverkomelijke moeilijkheden. Na de paspoortcontrole aan de brug over de Rio Urubamba, het officiële vertrekpunt van de Incatrail, loopt het traject zachtjes op en neer. Over een afstand van 12 kilometer stijgen we hooguit driehonderd meter, ideaal om het juiste stapritme te vinden. Bovendien last gids Pablo, die net als onze dragers Incabloed heeft, geregeld een pauze in. Pablo is amper 26 maar dit is al zijn 70ste Incatrail. Hij weet dus waar hij mee bezig is. Tijdens de eerste kilometers van de Incatrail benadrukt Pablo ook de historische dimensie van onze tocht: ‘Tijdens de hoogdagen van het Incarijk bestond er een immens netwerk van routes, waarop boodschappers voortdurend in beweging waren. Centraal punt van dat netwerk was hoofdstad Cusco, maar onderweg waren er heel wat bevoorradingsposten en forten, waar informatie kon worden uitgewisseld.’
Een eerste site die we in zicht krijgen, is Llaqtapata, net aan de samenvloeiing van de Rio Urubamba en de Rio Cusichaca. Llaqtapata werd reeds een eeuw geleden door Hiram Bingham ontdekt, maar pas enkele jaren geleden werd de site ook helemaal blootgelegd en grondig onderzocht. Uit dat archeologisch onderzoek blijkt nu dat Llaqtapata naast administratieve draaischijf ook als ceremonieplaats heeft gefungeerd.
Een uurtje verderop is het tijd voor onze eerste maaltijd op de Incatrail. Onze dragers demonstreren hun efficiëntie en bij aankomst staat de tafel al helemaal gedekt. Drager Cristobal ontpopt zich tot de masterchef van het gezelschap en te midden van de natuur serveert hij ons een gezond en bovendien lekker driegangenmenu. Ook koffie en cocathee volgen nog, maar tijd voor een siësta in de zon zit er jammer genoeg niet in. Bij zonsondergang bereiken we Waylalabamba, onze kampplaats voor de eerste nacht in het hooggebergte. De andere trekkingsgroepen op de Incatrail houden hier ook halt maar van overlast is helemaal geen sprake. ‘Enkele jaren geleden verliep dat wel helemaal anders,’ beweert gids Pablo, terwijl hij de kampplaats overschouwt. ‘Er bestond toen nog geen limiet van het aantal stappers op de Incatrail, waardoor het vaak een overrompeling was. Nu waakt Unesco en mogen er maximaal 500 stappers per dag aan de tocht beginnen, inclusief dragers en gidsen.’ Een nadeel van die limiet is een stijging in de prijs voor de trekking, maar dat is nu eenmaal de tol voor het behoud van dit historische pad en het indrukwekkende decor eromheen.
D-day
De tweede dag van de Incatrail geldt met de beklimming van de 4.200 meter hoge Warmiwanuscca op het programma als de D-day van de tocht. Omstreeks halfzeven zijn we die ochtend al op pad en meteen na het vertrek gaat het steil naar omhoog. Lang duurt het dan ook niet voorleer ons groepje uiteen valt. Niet dat het ons aan teamspirit ontbreekt, maar De conditionele verschillen zijn te groot en op aangeven van gids Pablo wordt beslist om iedereen op eigen tempo te laten verder stappen en op de top op elkaar te wachten. Pas halfweg de klim, op het plateau van Tres Piedras, pauzeer ik even. Enkele bergbewoners hebben er een tafeltje opengeklapt en verkopen er nog wat frisdrank en snacks. Een handeltje dat goed draait want extra energie is op dit moment van de beklimming bijzonder welkom.
Een heel eind verderop, op een hoogte van 4.000 meter, wordt het gebrek aan zuurstof pas echt voelbaar. Bij iedere stap lijk ik moeizamer en moeizamer vooruit te geraken, terwijl mijn hart almaar wilder te keer gaat. Toch blijkt mijn conditie in orde en met mijn laatste krachten bereik ik de top van de Warmiwanuscca, het dak van de Incatrail. Fantastisch!
Op de top is het kil en koud, maar niemand die dat lijkt te voelen. Er wordt verbroederd met de dragers en de andere trekkers op de Incatrail, want vanaf dit punt zijn we allemaal op weg naar ons einddoel Machu Picchu. Niets lijkt ons nu nog te kunnen tegenhouden.
Op naar een wereldwonder
Dag drie start in mineur. Grijze regenwolken pakken samen boven het dal van de Rio Pacamayu, waardoor het steile pad vanuit onze kampplaats naar de top er gevaarlijk glibberig bijligt. Op weg naar boven passeren we nog een van Binghams vondsten: Runkuraqay, de ruïnes van een Incafort. Niemand echter van onze groep die er interesse voor betoont, want we zijn vooral bezig met ons droog en warm te houden. Gelukkig klaart het even later op, waarna we in droge omstandigheden een van de mooiste gedeelten van de Incatrail kunnen afleggen. Tussen de bergpassen van de Abra Runkuraqay en Phuyupatamarka slingert het pad afwisselend door nevelwoud en langsheen steile afgronden. Op hogere gedeelten volgt het ene prachtige vergezicht na het andere en we komen geen andere stappers tegen. Een voorrecht, enkel mogelijk voor wie vroeg in de ochtend als eerste groep het kamp verlaat.
Na drie dagen begint die groep ook almaar sterker aan elkaar te hangen en onze lunch op de top van de Phuyupatamarka voelt aan als een feestdiner onder de beste vrienden.
In de afdeling naar Wiñaywayna, de laatste kampplaats, profiteren we van de eerste echt warme zonnestralen tijdens onze tocht. Zo houden we halt aan de indrukwekkende ruïnes van Intipata, waar we ons op een met gras begroeid Incaterras plat op de buik leggen om er te genieten van een bijzonder mooi vergezicht: diep in het dal de grillige kronkels van de Rio Urumbaya en voor ons de berg waarachter zich Machu Picchu bevindt. En nog wat later wordt dat panorama nog eens bekroond met een regenboog…Wow!
De laatste nacht is kort, heel kort. Niet door een wat laat uitgelopen laatste avondmaal, maar om half vier ’s nachts worden we al gewekt. Veel tijd om in te pakken of te ontbijten rest er ons niet, maar niemand die daar om zeurt. We willen die ochtend immers als allereerste groep Machu Picchu bereiken, wat uiteindelijk ook lukt. Omstreeks zeven uur bereiken we de zogenaamde Zonnepoort, maar de sfeer is niet echt uitgelaten. Grijze wolken en een dichte mist ontnemen ons alle zicht en daar hadden we ons met onze fototoestellen in de hand helemaal niet aan verwacht. En dan… breekt plots de zon door de wolken, waarna Machu Picchu zich toch in al zijn glorie toont. Adembenemend, een wereldwonder waardig.
Kris Clerckx
Reageer op dit bericht