Na 23 jaar gedwongen stilte kunnen journalisten en kunstenaars in Tunesië voor het eerst vrijuit spreken.
Honderden internetactivisten uit de Arabische wereld kwamen afgelopen week bijeen in de geboorteplaats van de Arabische revolutie, Tunis. Het was de derde bijeenkomst van Arabische bloggers. Ze discussieerden over de rol van sociale media en cyberactivisme tijdens de volksopstanden in Noord-Afrika.
Tijdens het bijna twee decennia durende bewind van de voormalige president Zine el-Abidine Ben Ali, stond Tunesië bekend als een van de meest vijandige landen voor journalisten. Sites als Facebook en YouTube werden geregeld geblokkeerd en journalisten en bloggers werden in de gaten gehouden, geïntimideerd en gearresteerd.
Politiek debat
Volgens een nieuwe studie van het Project over Informatietechnologie en Politieke Islam (Pitpi), ‘Opening Closed Regimes: What Was the Role of Social Media During the Arab Spring’, speelden sociale media een centrale rol bij het aanzwengelen van politiek debat, het opbouwen van sociale netwerken en het organiseren van politieke actie.
In Tunesië ging discussie over revolutie en democratie op blogs, Facebook en Twitter vaak direct vooraf aan massaprotesten.
Na het vertrek van Ben Ali stuurden Tunesiërs bijna 2200 tweets per dag. Het succes van hun ‘Jasmijnrevolutie’ zwengelde de discussie aan in het Midden-Oosten en Noord-Afrika over de mogelijkheid dictators af te zetten.
Censuur
“Censuur was een van de pijlers van het systeem van Ben Ali”, zegt journalist en student Asma Ghribi (24). “De Tunesische revolutie heeft zijn succes voor een belangrijk deel te danken aan het feit dat we die controle konden omzeilen. Dat heeft uiteindelijk geleid tot het ineenstorten van het systeem.”
Pogingen van de regering van Ben Ali om het internet af te sluiten, leidden tot meer openbaar activisme, omdat degenen die actief sociale media volgden en informatie deelden, uiteindelijk de straat opgingen.
“De sociale media gaven niet de belangrijkste impuls voor de opstand. Het was een opeenvolging van gebeurtenissen. Maar ze hebben wel geholpen om Tunesiërs bewust te maken”, voegt Ghribi eraan toe. “Ze boden een platform voor debat over kwesties die niet in het openbaar besproken konden worden.”
“Na de revolutie heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken 103 kranten en tijdschriften een vergunning gegeven. Ik hoop dat de censuur van vroeger, toen we gedwongen moesten zwijgen, echt verdwenen is en dat we de films kunnen maken die we willen”, zegt de 24-jarige filmstudent Khaled Khafi.
Nieuwe perswet
Arrestaties, ontslagen, fysieke bedreigingen en politiebezoek joegen meer dan honderd Tunesische journalisten op de vlucht in de periode voordat de revolutie uitbrak. Persvrijheid was gegarandeerd in de grondwet, maar de voormalige regering gebruikte verschillende wetten en clausules om die rechten in de praktijk te beperken.
Vorige maand werd het concept voor een nieuwe Perscode goedgekeurd. Als die wordt goedgekeurd door de overgangsregering, hebben journalisten recht op informatie, bronbescherming, en vrije meningsuiting.
“Vroeger werd onafhankelijke journalistiek niet toegestaan, maar nu kunnen we filmen, schrijven en spreken over van alles, zonder dat iemand zich ermee bemoeit”, zegt Zied Mhirsi, blogger en presentator van Radio Express FM.
“Tunesië was geïsoleerd. Er is niet geïnvesteerd in contact met de buitenwereld. Maar tijdens de revolutie was er veel aandacht vanuit de wereld. Het is nu aan ons om daar gebruik van te maken en ongecensureerde informatie over ons land naar buiten te brengen.”
Simba Russeau
Reageer op dit bericht