De allerarmste landen in de wereld zijn nu gemiddeld een derde minder afhankelijk van ontwikkelingshulp dan tien jaar geleden. Dat bewijst dat die hulp wel degelijk werkt, zeggen experts.
Veel straatarme landen moeten nog altijd een groot deel van hun gezondheidszorg, onderwijs en zelfs huizenbouw en industriële ontwikkeling financieren met internationale hulp. Maar de afhankelijkheid van die overzeese bijstand neemt af onder de 54 Minst Ontwikkelde Landen’, zegt Lucia Fry van ActionAid UK, een Britse hulporganisatie. “Dat is te danken aan goede ontwikkelingshulp: hulp die ongelijkheden en armoede wegwerkt door arme mannen en vrouwen te emanciperen en hulp die goed bestuur, functionerende belastingsystemen en economische ontwikkeling in de hand werkt.”
Lichtende voorbeelden
Rwanda is een spectaculair voorbeeld van een land dat zijn ontwikkeling steeds meer zelf kan financieren. Na de burgeroorlog in 1994 zat het kleine land helemaal aan de grond. Het kon gelukkig op veel hulp rekenen voor de heropbouw, en die inspanningen loonden. “ActionAid schat dat in 2000 nog 85 procent van het geld dat de Rwandese regering uitgaf aan de nationale ontwikkelingsprioriteiten afkomstig was van donorlanden”, zegt Fry. “Dat aandeel was in 2010 teruggelopen tot 45 procent.”
Rwanda is op sommige vakken een modelland geworden in Afrika. De moedersterfte is er volgens de VN bijvoorbeeld gedaald van 750 sterfgevallen per 100.000 geboorten in 2005 tot 540 in 2008; de Rwandese overheid zegt dat het cijfer intussen verder teruggelopen is tot 383 sterfgevallen per 100.000 geboorten.
Andere lichtende voorbeelden zijn Ghana, dat zijn afhankelijkheid van donorgeld tussen 2000 en 2010 verminderde van 47 procent tot 27 procent en op weg is een middeninkomensland te worden, en het veel armere Mozambique, dat elf jaar geleden nog bijna drie kwart van zijn ontwikkelingsuitgaven met buitenlandse hulp moest financieren, en dat aandeel tegen 2010 kon terugschroeven tot 58 procent.
Miriam Gathigah
Reageer op dit bericht