Het plan van José Graziano da Silva om de honger wereldwijd uit te roeien is “tamelijk eenvoudig”, zegt hij zelf. De nieuwe baas van de VN-voedselorganisatie FAO wil meer politieke verbintenissen, meer middelen en absolute doelstellingen.
Agronoom en econoom José Graziano da Silva, de voormalige Braziliaanse minister van Voedselzekerheid, is vanaf januari de nieuwe directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO).
Tijdens de regering van president Luiz Inácio Lula da Silva (2003-2010) coördineerde hij het voedselprogramma Fome Zero (“Honger op nul”), dat 25 miljoen mensen uit de honger haalde. Die Braziliaanse ervaring leert hem dat hij ook de honger op wereldschaal kan aanpakken.
Uitzonderlijke return
“Mijn idee is tamelijk eenvoudig”, zegt hij. “Je moet drie elementen combineren. Ten eerste, de politieke verbintenis van de armste landen om de honger uit te roeien. Ik ga beginnen met een consultatieronde bij landen met een aanhoudende crisis, arme landen die voedsel invoeren, vooral in Afrika en sommige in Azië: ik wil dat ze deze politieke verbintenis aangaan en ook de middelen aanbrengen. Want die landen hebben middelen.
“De ervaring van Brazilië leert dat deze middelen snel worden gerecupereerd. De investering in de strijd tegen de honger geeft een uitzonderlijke return. In Brazilië bedroeg die meteen bijna 25 procent in de vorm van belastingen en de creatie van werkgelegenheid en inkomen via het consumptiecircuit. Met de FAO gaan we die landen helpen met de opmaak van werkbare plannen en het vinden van middelen.”
“Ten tweede, de nationale middelen mobiliseren, en daar niet alleen de FAO bij betrekken maar ook het Wereldvoedselprogramma (WFP) en de Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD). En ten derde moeten we verder gaan dan de millenniumdoelstellingen. Na de doelstelling om de honger tot de helft terug te brengen (tegen 2015, nvdr) is het moeilijk om de politiek te mobiliseren. Er moeten absolute doelstellingen komen.”
Grote en kleine landbouw
De strijd tegen de agro-industrie zoals die door grote sociale bewegingen als La Vía Campesina wordt gevoerd, vindt hij “verlammend”. Er is geen tegenstelling tussen grote en kleine landbouw, zegt hij.
“Jammer genoeg hanteren sommige sectoren van de sociale beweging een visie die zeer schadelijk is voor henzelf en in zekere zin verlammend werkt: ze zien een tegenstelling tussen de familielandbouw en de agro-industrie, alsof dat concurrenten zouden zijn.
“Agro-industrie is veeleer een marketingterm. Het concept ontstond in de Verenigde Staten in de jaren vijftig om in het Congres te lobbyen voor meer landbouwsubsidies. Het omvatte ook de toeleverings- en verwerkingsindustrie, de hele keten van de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie.
“In die zin is het een eenheidsconcept. Vandaag is een groot deel van de familielandbouw betrokken in de voedselketen van de agro-industrie. Daar valt niet aan te ontsnappen. Daarom vind ik het voorstel om dit model te bestrijden verlammend. Het heeft veel meer zin voor kleine landbouwers om zich sterk te maken voor de ontwikkeling van lokale markten die verse, voedzame voedingsproducten valoriseren en die geen internationale markt hebben.”
Fabiana Frayssinet
maart 25th, 2012 om
Agro-industrie creeërt armoede! Grootschaligheid is nefast voor miljoenen boeren, het maakt hen werkloos! De agro-industrie is enkel goed voor de enkelingen die aandelen hebben in zulke gigantische bedrijven, de boerenbevolking kan niet opconcurenteren en vervalt in werkloosheid, trekt naar de stad en sterft daar van honger.
Verder is de agro-industrie een ramp voor het milieu,en dus op langere termijn voor de voedselzekerheid: de toekomst ligt in kleine boeren, en co-operaties, dat bewijst het succes van landen die precies daarin hebben geïnvesteerd.
Hiermee bewijst enkel José dat hij niet weet waarover hij praat. Zijn plan is niet enkel eenvoudig: het is gewoon simplistisch! Een aantal landen zullen die politieke verbintenissen ten eerste niet willen sluiten, en ten tweede, als ze dat toch doen, dan zal het een dode letter op papier zijn.