De Amerikaanse minister van energie Steven Chu en zijn Britse collega Edward Davy investeren samen in de ontwikkeling van drijvende windmolens. Die kunnen veel dieper in zee geplaatst worden en makkelijker onderhouden worden.
Traditionele windmolens kunnen dieptes tot maximaal 60 meter aan, waardoor ze meestal dicht bij de kust geplaatst worden. “Drijvende turbines kunnen in veel diepere zee geplaatst worden, waar de wind harder waait, maar zonder de hoge kostprijs van fundamenten op de zeebodem”, zegt de Britse minister in een persbericht.
Bovendien kunnen de windmolens gewoon naar de kust gesleept worden als er grote reparaties nodig zijn. Dat is veel goedkoper dan complexe operaties op volle zee. Tot slot zijn drijvende windmolenparken verder in zee niet zichtbaar vanaf land, waardoor er minder weerstand te verwachten is van de kustbevolking.
In een eerste fase biedt Groot-Brittannië 30 miljoen euro voor aannemers die de beste voorstellen doen en tegen 2016 een turbine met een capaciteit van 7 megawatt kunnen bouwen. De Verenigde Staten maken 136 miljoen euro vrij voor vier demonstratieprojecten, waaronder een systeem met drijvende molens.
Reageer op dit bericht