RSS

De werking van het Moderne Monetaire Systeem

Ons huidige monetaire systeem is een fiat systeem, wat betekent dat geld alleen een waarde heeft doordat de overheid dit wettelijk heeft vastgelegd (legal tender). Fiat geld heeft dus geen (nauwelijks) intrinsieke waarde, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een gouden munt. Fiat geld ontleent haar waarde aan het feit dat het gebruikt kan worden om financiële verplichtingen mee te vereffenen.

In dit artikel wordt een monetair systeem beschouwd waar de overheid de monopolie heeft op de uitgifte van dit fiat geld, ofwel, landen die hun eigen munt hebben. Voorbeelden zijn de V.S., Japan en het Verenigd Koninkrijk. De Europese Unie is duidelijk anders; lidstaten zijn niet bevoegd tot het creëren van euro’s.

De laatste voorwaarde is dat de wisselkoersen van de munten van de verschillende landen flexibel zijn. Dit betekent dat de wisselkoersen mogen fluctueren en niet aan elkaar gekoppeld zijn. Dit is het geval in het grootste deel van de wereld. China is echter een belangrijke uitzondering; de yuan is gekoppeld aan de dollar.

In zo’n systeem kunnen twee manieren van geldcreatie worden onderscheden; horizontale en verticale geldcreatie.

Horizontale en verticale geldcreatie

Er is een belangrijk verschil in hoe de publieke sector en de private sector de geldhoeveelheid beïnvloeden. Dit komt voort uit het feit dat de publieke sector (overheid) de uitgever van het geld is (currency issuer), terwijl de private sector dit geld gebruikt (currency user).

Als de overheid “uitgeeft”, dan wordt een bankrekening gecrediteerd. Deze transactie wordt vereffend bij de centrale bank door de rekening van de overheid bij de centrale bank te debiteren (afschrijven) en de reservebalans van de ontvangende bank bij de centrale bank te crediteren (bijschrijven). Een uitgebreide uitleg van dit proces is hier en hier te vinden.

Het effect is dat een bankrekening in het bancaire systeem wordt gecrediteerd, zonder dat er een corresponderende schuld is gecreëerd. Dit proces wordt “verticale geldcreatie” genoemd.

Aangezien verticale geldcreatie niet leidt tot een corresponderende schuld, zorgt verticale geldcreatie voor een toename van de netto financiële bezittingen van de niet-overheidssector.

Als een bank een lening verstrekt, dan wordt zowel een bezitting (de lening) als een corresponderende schuld (de resulterende deposito) voor het bancaire systeem als geheel gecreëerd (leningen creëren deposito’s). Het bancaire systeem heeft dus een bezitting (de lening) en een schuld (de deposito), terwijl de klant een tegengestelde bezitting (deposito) en een schuld heeft (lening). Netto zijn er dus geen financiële bezittingen in de niet-overheidssector gecreëerd. Dit proces heet “horizontale geldcreatie”.

Samengevat zorgt verticale geldcreatie dus voor een toename van netto financiële bezittingen van de private sector, terwijl horizontale geldcreatie dit niet doet.

Vaak wordt de fout gemaakt dat men denkt dat het proces van horizontale geldcreatie vergelijkbaar is met dat van verticale geldcreatie. Ofwel, aangezien in het horizontale systeem een schuld (de lening) de basis is voor geldcreatie (de deposito), dit ook voor het verticale systeem geldt. Dit is niet het geval.

Op het niveau van de centrale bank heeft een “schuld” (liability) een andere betekenis dan de betekenis van schuld (debt) voor de private sector. Reservebalansen en geld in circulatie (een liability voor de centrale bank) zijn namelijk een claim op niets (dat is de essentie van fiat geld). Dus, hoewel dit als een schuld voor de geconsolideerde overheidssector (overheid plus centrale bank) wordt geregistreerd, is het niet een claim op haar bezittingen. Dit in tegenstelling tot een goudstandaard, waarin een schuld van de overheid (het uitgegeven papier-/muntgeld en reservebalansen van banken) een claim zijn op goud dat de overheid in bezit heeft.

Overheidsschuld is dan ook anders dan het conventionele begrip van schuld in de private sector. Dit is in te zien als wordt gekeken naar de verkorte balansen van de centrale bank, de overheid en de geconsolideerde overheid (overheid plus centrale bank):


Samengevat
:  Uitgaven door de overheid leiden tot een toename van netto financiële bezittingen van de niet-overheidssector. Belastingen leiden tot een afname van netto financiële bezittingen van de niet-overheidssector. Een goede balans hiertussen zorgt dat inflatie onder controle blijft. De uitgifte van staatsobligaties is een puur monetair instrument; staatsobligaties financieren de overheidsuitgaven NIET. De uitgifte van staatsobligaties draagt ertoe bij dat de centrale bank haar rentedoelstelling kan behalen (hier zijn overigens ook andere manieren voor) en geeft de niet-overheidssector instrumenten om te sparen. De balans van de overheid is niet vergelijkbaar met de balans van een bedrijf of huishouden. Door naar de balans van de geconsolideerde overheid te kijken, wordt duidelijk hoe uitgaven en inkomsten van de overheid de geldhoeveelheid beïnvloeden.

Een begrotingstekort leidt tot een equivalente toename aan de schuldenkant. Geld in circulatie is vaak een autonome variabele (afhankelijk van hoeveel fysiek geld het publiek graag wil hebben), dus die wordt voor het gemak buiten beschouwing gelaten. Dan leidt een begrotingstekort bij de geconsolideerde overheid tot een toename in reservebalansen van banken of in een toename van staatsobligaties (of een combinatie van beide). Er kunnen uiteraard regels worden opgesteld hoe dit moet gebeuren (bijvoorbeeld, de overheid moet een equivalent bedrag aan staatsobligaties uitgeven als het begrotingstekort), maar fundamenteel blijft het plaatje hetzelfde. De geconsolideerde overheid geeft uit (verkrijgt goederen en diensten van de private sector) door het verhogen van schulden (liabilities) die geen claim zijn op haar bezittingen.

Het verschil tussen reservebalansen en staatsobligaties is dat de reservebalansen kunnen worden gezien als een soort van betaalrekening voor banken, terwijl staatsobligaties een soort van spaarrekening zijn (waar rente op wordt betaald). De uitgifte en terugbetaling van staatsobligaties verandert dus alleen de compositie van de schulden van de geconsolideerde overheid. Het is een monetaire operatie (en wordt voornamelijk gedaan zodat de centrale bank gemakkelijk haar rentedoelstelling kan behalen).

Kortom, de overheid als geheel is niet afhankelijk van toekomstige inkomsten en hoeft geen goederen te lenen of te verkopen zoals normale huishoudens en bedrijven moeten om aan hun schulden te voldoen. De overheid crediteert (overheidsuitgaven) en debiteert (belastingen) rekeningen op haar geconsolideerde balans, maar die rekeningen zijn geen claim op haar bezittingen!

Het enige (en belangrijkste punt) waar de overheid rekening mee dient te houden is inflatie. Als zij te veel financiële bezittingen in de private sector creëert en de economie over maximale capaciteit drukt, dan leidt dit tot inflatie.

De volgende analogie van de Pragmatic Capitalist is sprekend (vrij vertaald): Zie de overheid van de V.S. als een alchemist. Deze alchemist kan zoveel goud creëren uit het niets als hij wil. Met dit uit-het-niets gecreëerde goud kan hij goederen en diensten opkopen of voldoen aan de toenemende behoefte aan goud van het publiek aan wie de alchemist het goud verleent. De alchemist moet echter oppassen niet teveel goud te creëren, want anders daalt de waarde van het goud (inflatie) of verliezen de mensen het vertrouwen in het goud (hyperinflatie). Er is geen risico dat de alchemist een tekort heeft aan goud; hij kan het per slot van rekening creëren uit het niets. Het enige risico van de alchemist is een “pseudo-default”; de alchemist betaalt zijn schulden terug met goud dat minder goederen en diensten kan kopen dan voorheen. De alchemist is dus fundamenteel anders dan de mensen en bedrijven die afhankelijk zijn van het goud dat de alchemist produceert, om uitgaven te kunnen doen.

Voor een overheid die de monopolie heeft op de uitgifte van haar eigen fiat munt, geldt:

  • Belastingen zijn een monetair instrument; zij financieren de overheidsuitgaven niet. Belastingen creëren verder een (verplichte) vraag naar de munt.
  • Staatsobligaties zijn een monetair instrument; zij financieren de overheidsuitgaven niet. Staatsobligaties worden met name gebruikt om de rentedoelstelling van de centrale bank te behalen en de private sector te voorzien in een instrument om te sparen.
  • Het buitenland financiert de overheidsuitgaven niet door de aankoop van staatsobligaties.
  • De overheid moet eerst uitgeven (geld creëren) voordat ze belasting kan heffen of staatsobligaties kan uitgeven. Zo niet, dan heeft de niet-overheidssector geen geld in bezit om belastingen te betalen of staatsobligaties te kopen.
  • De financiën van huishoudens en bedrijven (currency users) zijn fundamenteel anders dan de financiën van de overheid (currency issuer). In tegenstelling tot bijvoorbeeld een goudstandaard.

Uiteindelijk is geld een medium dat ervoor zorgt dat transacties tussen goederen en diensten worden vergemakkelijkt. De waarde van het geld hangt samen met de waarde van de goederen en diensten die zij vertegenwoordigt; met de productiviteit van het land. Dit is de essentiële functie van geld. Om vertrouwen te blijven houden in dit geld, moet de uitgifte ervan onder goed management staan: een overheid dient de speciale functie die zij heeft (de monopolie op de uitgifte van geld) te gebruiken ter bevoordeling van degenen die zij vertegenwoordigt. Mismanagement, corruptie en fraude ondermijnen dit principe en kunnen leiden tot een wegvallen van vertrouwen en hyperinflatie.

Aan de andere kant kan een verkeerd begrip van de werking van het huidige monetaire systeem echter ook leiden tot verkeerde beslissingen van beleidsmakers!

Edit: Dit artikel is bedoeld als introductie op de belangrijkste facetten van Modern Monetary Theory (MMT). De concepten, ook in dit artikel, kunnen zeer complex zijn en overkomen. Toch denk ik dat, als dit artikel goed begrepen wordt, de lezer meer kennis heeft van het monetaire systeem dan veruit de meerderheid van beleidsmakers en economen. Zelfs Paul Krugman, Nobelprijswinnaar in de economie, heeft cruciaal onbegrip in het verleden getoond in relatie tot de werking van het huidige monetaire systeem. Pas onlangs begint ook hij deze theorie (eigenlijk meer een feitelijke beschrijving) meer krediet te geven. Ik wil hier alleen maar mee aangeven dat het allesbehalve een schande is, als de concepten in dit artikel niet direct duidelijk zijn.

Dat gezegd hebbende, ik denk dat deze concepten zeer belangrijk zijn en dat begrip hiervan een fundamenteel ander perspectief geeft op veel monetaire en economische problemen. Dus het is zeer de moeite waard hier tijd in te steken.

Ik denk dat dit artikel goed begrepen is, als de lezer de volgende vragen kan beantwoorden:

  • Waarom is de overheid in het huidige monetaire systeem (in de V.S. bijv.) fundamenteel anders dan een huishouden of bedrijf?
  • Waarom financieren belastingen en staatsobligaties de overheidsuitgaven niet?
  • Wat is het verschil tussen geldcreatie door de overheid en geldcreatie door het bancaire systeem?
  • Betekent dit alles dat de overheid oneindig uit kan geven? En zo niet, waarom niet?

Remco Schrijvers / Money for Nothing

Wil je meer HappyNews?

We're on a mission to spread meaningful and happy content far and wide.
Probeer onze wekelijkse HappyNewsletter en zie het voor jezelf!

, ,

Reageer op dit bericht

Wil je weten hoe je een eigen afbeelding naast je reacties kan krijgen?