De Tsimané en Mosetene-gemeenschappen in het Boliviaanse Amazonegebied leven ver van de rest van de wereld. Maar dankzij ecotoerisme en duurzame landbouw kunnen ze hun manier van leven bewaren.
De Tsimané en Mosetene leven in Pilón de Lajas, ten noordoosten van La Paz, een gebied dat in 1977 door de Unesco uitgeroepen werd tot biosfeerreservaat. Ze wonen er in kleine groepen, die nauwelijks verbonden zijn met de rest van de wereld. Rurrenabaque, het grootste dorp, ligt op slechts op 400 kilometer van de hoofdstad maar om er over land te geraken heb je twaalf tot achttien uur nodig. En dan moet je nog twee tot drie uur varen om in Asunción del Quiquivey te geraken, waar ongeveer 290 mensen wonen.
Ecotoerisme
“Dankzij productieve projecten zijn we erin geslaagd de armoede in ons gebied te verminderen”, zegt Clemente Caimani (44), het hoofd van Asunción en ondervoorzitter van de Regionale Tsimané en Mosetene-raad (CRTM), die 22 gemeenschappen, samen 2000 bewoners, vertegenwoordigt.
Een van die projecten is het gemeenschapsbedrijf voor Inheems Ecotoerisme Mapajo (genoemd naar de heilige mapajoboom). Dat werd in 2000 opgericht, “het resultaat van een beslissing van de vrouwen en mannen van de Tsimané-gemeenschap om een inkomen te hebben voor de opvoeding van onze kinderen”, zegt Lucía Canare (46), moeder van twaalf kinderen en een van de Tsimané-leiders. “We zagen dat dit met onze kleine landbouwproductie alleen onmogelijk was.”
Ook vrouwen
Traditioneel zijn het de mannen die de beslissingen nemen bij de Tsimané. Maar in het toeristische bedrijf spelen ook de vrouwen een belangrijke rol. Ze werken als schoonmaakster, kokkin, gids of chauffeur. Canare is de chef in de keuken van de herberg. “We werken op het land en houden ons dan om beurten bezig met ons toeristisch bedrijf”, zegt ze . “Op die manier halen we er allemaal voordeel uit en kunnen we ook onze andere taken doen.”
Duurzaam
In 2010 kreeg de CRTM de duurzaamheidsprijs van het Evenaarsinitiatief van het VN-Ontwikkelingsprogramma. De Tsimané en Mosetene kregen lof voor de manier waarop ze via het ecotoerisme en een duurzaam gebruik van de natuurlijke bronnen het milieu beschermen en de levenskwaliteit van de bevolking verbeteren. De 20.000 dollar (15.000 euro) die bij de onderscheiding hoorden, gingen naar de versterking van de landbouw- en toerismeprojecten.
“We bewerken geen grote oppervlaktes, maar net voldoende om ons van eten te voorzien”, zegt Canare. “Het oerwoud is een winkel voor ons. We halen er ons eten, het vlees dat we nodig hebben, de bosvruchten en de medicinale planten.”
Rafael Acuña Coaquira
Reageer op dit bericht