Europese lidstaten moeten hun energie-efficiëntie met 30 procent verbeteren tegen 2030, stelt de commissie voor in nieuwe richtlijnen. Zo moet ook de afhankelijkheid van Rusland verminderd worden.
De laatste maanden was er heel wat te doen over de nieuwe richtlijnen, omdat grote industriegroepen zich verzetten tegen een bindende doelstelling, en milieugroeperingen tegelijk ijverden voor een doelstelling van 40 procent.
Dat er nu toch een bindende doelstelling wordt voorgesteld, heeft veel te maken met crisis in Oekraïne en de Europese afhankelijkheid van Russisch gas. “Onze doelstelling vormt de basis om de EU naar een grotere energiezekerheid te leiden, naar innovatie en duurzaamheid, en dat op een betaalbare manier”, zegt Günther Oettinger, Europees Commissaris voor Energie. “We willen hiermee het juiste signaal geven aan de markt en verdere investeringen in energiebesparing aanmoedigen, die bedrijven, consumenten en het milieu ten goede komen.”
Europees Commissaris voor Klimaatactie Connie Hedegaard windt er geen doekjes om: “De Commissie geeft hiermee een sterk signaal af over energie-efficiëntie”, zegt ze. “Dat is goed nieuws voor het klimaat. Het is ook goed nieuws voor investeerders, en het is erg goed nieuws voor de Europese energiezekerheid en onafhankelijkheid. Het betekent ook niet zo goed nieuws voor Poetin.”
Huidige doelstellingen
De nieuwe doelstellingen tegen 2030 zijn de opvolger van de bestaande doelstellingen tegen 2020. Die leggen een besparing van 20 procent op. Maar het is niet helemaal zeker dat de EU die zal halen.
Volgens de huidige schattingen zou de EU in 2020 stranden op zo’n 18 à 19 procent. Toch kunnen de lidstaten de 20 procent nog halen, als ze de wetgeving die nu al is goedgekeurd in haar geheel implementeren.
vr, jul 25, 2014
Politiek en Samenleving, Topartikelen, Wetenschap en Natuur