Diersoorten in Nederland laten na decennia van achteruitgang weer een voorzichtig herstel zien. Dat staat in het eerste Living Planet Report – Natuur in Nederland van het Wereld Natuur Fonds (WNF).
Het rapport (pdf) schetst het meest uitgebreide beeld van trends in dierpopulaties in Nederland tot nu toe. Daarmee vormt het een goede graadmeter voor de staat van de natuur. De studie is uitgevoerd samen met de duizenden vrijwilligers van soortenorganisaties Anemoon, EIS, Ravon, Sovon, de Vlinderstichting en de Zoogdiervereniging en met Naturalis Biodiversity Center. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft de berekeningen uitgevoerd en de resultaten zijn opgenomen in het Compendium voor de Leefomgeving, de officiële website met feiten en cijfers over natuur en milieu in Nederland.
Hoopgevend
Het opvallende natuurherstel is hoopgevend, maar gering en kwetsbaar. Zo komt de gemiddelde toename van dieren in Nederland grotendeels voor rekening van de sterke opleving in rivieren en drassige gebieden. Soorten als libellen, moerasvogels en de otter profiteren van schoner water en natuurherstel. Op land blijft de situatie daarentegen zorgelijk. Dat is vooral te wijten aan de intensieve landbouw. In agrarische gebieden lijden dieren onder zware bemesting, pesticidengebruik en het droogmalen en maaien van weilanden. Bekende slachtoffers zijn weidevogels, zoals de grutto, de tureluur en de scholekster. Ook andere boerenlandvogels, zoals de veldleeuwerik, gaan hard achteruit.
Verder groeien duinen en heidevelden dicht met gras en struiken door stikstofuitstoot van de intensieve veehouderij. Vogels, vlinders en reptielen die open gebied nodig hebben zijn daarvan de dupe. Daarnaast zijn hun leefgebieden vaak te klein en te versnipperd. In de bossen blijven aantallen dieren gemiddeld gelijk. In zee gaat het pas de laatste jaren iets beter. Dat komt onder meer door Europese visquota, waardoor commerciële vissoorten als schol en haring zijn toegenomen.
De lichte toename van dieren staat nog niet in verhouding tot het grote natuurverlies in de vorige eeuw. Het Living Planet Report schetst de trend sinds 1990, omdat vanaf dat jaar voldoende gegevens beschikbaar zijn. Daardoor blijft echter buiten beschouwing dat de meeste biodiversiteit al veel eerder was verdwenen door modernisering en industrialisering. In natuurboeken van rond 1900 beschrijven auteurs bijvoorbeeld nog heidevelden vol korhoenders en bloemrijke, natte weilanden met wolken vlinders, kemphanen en boomkikkers. In rivieren zagen zij zalmen en steuren en in de Noordzee bestonden uitgestrekte oesterbanken die veel andere dieren aantrokken.
Na de scherpe daling sinds begin vorig eeuw laten diersoorten nu voor het eerst tekenen van herstel zien. “Nederland kan aan de vooravond staan van historisch natuurherstel”, aldus WNF-directeur Johan van de Gronden. “Dit rapport geeft ons daarvoor de handvatten. Vooral als we de uiterst schadelijke intensieve landbouw kunnen kantelen naar een milieusparende variant kan het prille herstel zich vol doorzetten. En wat een beloning ligt er in het verschiet: voor het eerst in generaties hebben onze kinderen de kans op te groeien in een land met een rijkere natuur dan wij ons kunnen herinneren!”
Natuurbescherming werkt
De voorzichtige toename van dieren laat zien dat gerichte natuurbescherming werkt. Sinds begin jaren negentig is de natuur beter beschermd en de milieudruk verminderd dankzij Europese regelgeving en gericht natuurbeschermingsbeleid. WNF, de soortenorganisaties en Naturalis pleiten voor het vasthouden aan deze strenge en heldere wetgeving en het belang van onderzoek en kennisverspreiding over biodiversiteit in Nederland. Kennis en wetgeving vormen de basis voor bescherming van de natuur. Verder is een fundamentele keuze nodig voor een duurzame landbouw die voldoende voedsel produceert, boeren een goed inkomen biedt én de biodiversiteit niet schaadt. Tot slot blijft volgens WNF actief ingrijpen nodig om de natuur in Nederland te herstellen.
Reageer op dit bericht