BAMAKO (IPS) – De mislukking van de klimaattop van Kopenhagen was een tegenvaller, maar Mali blijft voorlopig acacia’s planten in de hoop dat die op termijn genoeg geld zullen opbrengen in de vorm van koolstofkredieten. De bomen zijn ook goed voor de landbouw en bieden werk in streken waar verder weinig te verdienen valt.
Mohamed Abd Khibé is aan de slag in een boomkwekerij in Dialoubé, een dorpje in het droge noordwesten van Mali. Hier worden de jonge acacia’s gekweekt die Mali ooit moeten doen verdienen aan de milieuzonden van rijke landen. Landen die te veel CO2 uitstoten, kunnen dat volgens het verdrag van Kyoto compenseren door te investeren in projecten in ontwikkelingslanden die koolstof binden of de uitstoot van broeikasgassen doen dalen. Maar voor Mohamed Abd Khibé is het belangrijkste dat hij genoeg verdient voor zijn gezin.
Niet ver van de boomkwekerij ligt een twee jaar oude acaciaplantage van vijftig hectare. Het is een deel van een project dat in heel Mali tienduizend hectare met acacia’s moet doen beplanten. Het project wordt gesteund door de Wereldbank en Déguessi Vert, een Malinees agro-industrieel bedrijf.
Clean Development
De boompjes passen binnen het Clean Development Mechanism (CDM), het internationale systeem dat landen en bedrijven die bijkomende emissierechten nodig hebben, koppelt aan projecten in ontwikkelingslanden die de uitstoot van broeikasgassen verminderen. De tienduizend acacia’s in Mali moeten tegen 2012 honderdduizend ton koolstof vastleggen, en tegen 2017 zelfs een half miljoen.
Hoeveel dat dan zal opbrengen, is nog niet duidelijk. Als de internationale gemeenschap straks strenge uitstootnormen vastlegt, worden emissierechten meer waard. Gebeurt dat niet, dan kan de prijs naar beneden duiken. Nu schommelt de prijs per ton koolstofequivalent tussen 2 en 7 euro.
Trage groei
Maar om straks geld op te leveren, moeten de bomen ook groeien. En dat lukt niet goed in Dialoubé en de omliggende dorpen. Acacia’s kunnen overleven in barre omstandigheden, maar in het noordwesten van Mali krijgen ze echt weinig water, dat bovendien ook vrij zilt is. Bovendien worden veel jonge boompjes aangevreten door de grote kuddes vee die elk jaar twee keer voorbij worden gedreven, van Mauritanië naar Mali en weer terug.
De boompjes in Dialoubé die het al twee jaar hebben overleefd, zijn nog geen 130 centimeter hoog en hebben nog geen stam van 2,5 centimeter doorsnee. Pas vanaf die afmetingen beginnen ze mee te tellen voor de berekening van koolstofkredieten.
Een ander probleem is een gebrek aan investeringskapitaal. In Dialoubé en drie andere dorpen in de buurt waar het programma loopt, konden daardoor vorig jaar maar zeshonderd hectare met acacia’s worden beplant, in plaats van de geplande duizend hectare.
Voorlopig rendement
Toch leveren de plantages al iets op. Dorpelingen die werk vinden in de boomkwekerijen en op de plantages, verdienen bijna 35 euro per maand. Op sommige momenten kan tijdelijk bijna iedereen in het dorp aan de slag. Als de oogsten tegenvallen, moeten de meeste inwoners daardoor niet meer naar Mauritanië of Ivoorkust trekken om hun inkomen aan te vullen, zoals ze vroeger wel moesten doen.
De plantages verbeteren ook de grond, want acacia’s doen het stikstofgehalte toenemen. Daardoor leveren voedselgewassen meer op.
Maar voorlopig is het nog wel wachten op de grote oogst. Als de bomen beter gaan groeien en de koolstofmarkt goed blijft draaien, zullen de acaciaplantages ooit genoeg geld opleveren voor de bouw van scholen en gezondheidsposten in de dorpen die meedoen, zeggen de initiatiefnemers.
Reageer op dit bericht