KAAPSTAD (IPS) – Afrikaanse regeringen moeten veel meer doen voor kleine boeren en middelgrote landbouwbedrijven op het continent. Als die meer krediet krijgen, betere opslagplaatsen en wegen zien verschijnen en beschermd worden tegen internationale prijsschommelingen, kunnen ze de ontwikkeling in Afrika een stevige duw geven.
Dat is de conclusie van het Agribusiness Forum 2009, een vierdaagse landbouwconferentie in de buurt van Kaapstad die gisteren (17 juni) werd afgerond.
Investeringen te laag
Zelfs leken zien meteen dat Afrika te weinig investeert in landbouw. Twee derde van alle Afrikanen zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van akkerbouw en veeteelt, en toch gaat in de meeste landen maar tussen 5 en 10 procent van de overheidsuitgaven naar die sector.
De Afrikaanse Unie nam zich in 2003 plechtig voor dat aandeel overal boven de 10 procent te tillen, maar voorlopig slagen slechts zeven landen daar systematisch in. Dat betekent dat er bijna overal veel te weinig wordt geïnvesteerd in landbouwkundig onderzoek, opslagplaatsen, transportinfrastructuur, marketing en de bevordering van de handel.
De gevolgen blijven niet uit. De Afrikaanse landbouwproductie per inwoner loopt terug. Tussen 2005 en 2007 lag de productie 15 procent lager dan tussen 1960 en 1962. Afrika moet ook almaar meer levensmiddelen invoeren. Zuid-Afrika gaf daar in 2008 24 miljard euro aan uit – 41 procent meer dan het jaar daarvoor.
Inzetten op arbeidsintensieve landbouw
Er bestaat een consensus over hoe het probleem kan worden aangepakt, vindt de Zuid-Afrikaanse minister van Landbouw Tina Joemat-Pettersson. Afrika moet “net als in Azië inzetten op arbeidsintensieve productie in kleine tot middelgrote boerderijen”. “Dat schept de banen die nodig zijn om de massale armoede te verminderen, het levert voedsel op en het zorgt voor de investeringsmiddelen die de basis vormen voor industrialisering.”
Aan investeringen is er momenteel steeds meer gebrek als gevolg van de internationale crisis, geeft de Zuid-Afrikaanse landbouwminister toe.
“Potentiële investeerders worden ook tegengehouden door de vrees dat ze in instabiele landen met ondermaatse financiële structuren terechtkomen”, zegt Namanga Ngongi, de voorzitter van de Alliantie voor een Groene Revolutie in Afrika (AGRA). “Maar bedrijfsleiders die de stap zetten, komen vaak tot de vaststelling dat de return in Afrika veel hoger ligt dan elders.”
Wegen en water
Volgens Ngongi zijn de investeringsmogelijkheden onbeperkt. Bijna alle plattelandsregio’s in zwart-Afrika moeten veel betere wegen krijgen en zijn nog niet aangesloten op het stroomnet. Partnerschappen tussen overheden en privéondernemingen kunnen bieden extra kansen bieden om de aanzienlijke investeringsbedragen bijeen te krijgen die nodig zijn.
Ook waterprojecten worden almaar belangrijke. Enerzijds moet Afrika zich dringend wapenen tegen de waterschaarste waarmee steeds meer landen te maken zullen krijgen als gevolg van de klimaatverandering. Anderzijds moet het beschikbare water beter worden ingezet. “Amper vier procent van de landbouwgrond in Afrika wordt geïrrigeerd”, zegt Ngongi.
“Overal moeten boeren ook kansen krijgen te profiteren van de ontwikkeling van betere gewasvariëteiten”, gaat Ngongi verder. Regeringen die dat inzien, kunnen massa’s boeren veel meer kansen bieden. Volgens de AGRA hebben nieuwe landbouwsubsidies in Kenia 2,5 miljoen boeren aan beter zaaigoed en kunstmest geholpen. Tanzania bereikt 700.000 boeren met nieuwe subsidies.
De uitdaging is de hulp zo te richten dat niet zozeer de zaadproducenten en leveranciers van bestrijdingsmiddelen en kunstmest ervan profiteren, maar in de eerste plaats de boeren zelf. Volgens experts kan dat onder meer door vooral te investeren in milieuvriendelijke technieken als de geïntegreerde bestrijding van plagen, minimale beploeging, druppelirrigatie en geïntegreerde verbetering van de bodemvruchtbaarheid. Die benadering geeft de boeren meer macht in plaats van hun toeleveranciers.
Reageer op dit bericht